Liefde in het Derde Rijk : een fantasmagorie
Liefde in het Derde Rijk : een fantasmagorie
Driessen weet met meeslepend vertelplezier een geheel origineel en verrassend standpunt in te nemen in zijn oorlogsgeschiedenis Liefde in het Derde Rijk: haast van binnenuit verteld, zadelt hij de lezer met een ongemakkelijke fascinatie op. Minder
Details
242 p.
Besprekingen
De Standaard
De noordse volkeren geloofden dat het menselijk bestaan werd bestierd door de Nornen: drie zussen die verleden, heden en toekomst belichamen. In de nieuwe roman van Martin Michael Driessen spelen die schikgodinnen met 'drie mensenkinderen' - Georg, Lore en Klara - wier levens tijdens de Tweede Wereldoorlog met elkaar verknoopt raken.
Het boek, dat een pak zwaarder van toon is dan Driessens eerdere werk, toont een doorsnede van nazi-Duitsland: legerkazernes, bezette gebieden, surveillance, de loopgraven aan het front - alleen de vernietigingskampen blijven buiten beeld. De hoofdpersonen zijn in verschillende mate medeplichtig aan het fascistische regime. Klara klimt op van kleuterjuf tot leider van Lebensborn, een project van Himmler dat het geboortecijfer moest opkrikken. Lore begint bij de Blitzmädel - meisjes en vrouwen die taken opnamen in het leger - en wordt uiteindelijk dienstchauffeur van onder anderen Klara. Georg zit gedwee de dienstplicht uit en probeert daarna buiten gevaar te blijven.
Zweefvliegen
Liefde in het Derde Rijk nodigt uit om die gedienstigheid niet in de eerste plaats ideologisch, maar psychologisch te begrijpen. De personages voelen zich aangetrokken tot het nazisme vanwege een gebrek aan persoonlijke erkenning: ze verlangen naar de goedkeuring van de staat, willen deel uitmaken van een hechte, exclusieve gemeenschap.
Door haar geringe lengte en een klompvoet werd Klara door haar ouders onhuwbaar verklaard; wanneer ze de verantwoordelijkheid over andermans kinderen krijgt, voelt ze eindelijk waardering. Lore had dan weer als meisje een verhouding met een hoge SS'er die omkwam aan het front en hun ongeboren kind bleek vervolgens niet levensvatbaar. En Georg was verliefd op Lore, met wie hij ooit samenwerkte bij de graanoogst. Wanneer zij onbereikbaar blijkt, leert hij bij de Hitler- jugend zweefvliegen om aan zijn romantische trekken te komen.
Die zoektochten naar liefde en bevestiging stuwen de roman voort. Driessen is een vaardige verteller en schakelt makkelijk tussen zijn personages, zonder aan snelheid in te boeten. Bovendien geven zijn literaire kunstgrepen wat lucht tussen al de narigheid die hier aan bod komt. Maar omdat het verloop van de geschiedenis nu eenmaal vastligt, valt het de auteur zwaar om verrassend te blijven. Hij werkt chronologisch de oorlog door, van de bloeddronken overmoed van de beginjaren via het kantelpunt tot de volledige instorting van het Duitse Rijk, waarbij hij iedere fase illustreert met soms wat sleetse oorlogsscènes. Een ingenieuze wending aan het einde verhindert nét op tijd dat het te voorspelbaar af-loopt.
MARTIN MICHAEL DRIESSENLiefde in het Derde RijkVan Oorschot, 242 blz., € 25 (e-boek € 12,99)
De Volkskrant
In welke andere tijd had je geboren willen zijn?
Het is een van de betere borrelvragen om mensen aan het fantaseren te krijgen over hoe het zou zijn om als gladiator door het Romeinse Rijk te toeren, te dansen op een 18de-eeuws bal, of in de jaren twintig van de vorige eeuw door Parijs te flaneren en op een feestje met Pablo Picasso en Gertrude Stein te belanden.
Maar je hoort nou nooit eens iemand zeggen dat-ie terug zou willen naar de hoogtijdagen van het Derde Rijk, om zich dan bij de Hitlerjugend aan te sluiten. Terwijl dat toch een heerlijke tijd moet zijn geweest - tenminste, in de nieuwe roman van Martin Michael Driessen. In Liefde in het Derde Rijk beleven de jonge Lore en Georg er de tijd van hun leven.
Georg mag schermen, zweefvliegen. Lore gaat met de Bund Deutscher Mädel (klinkt zo gezellig: lekker met de meiden) met de trein naar het Turnfest in de grote stad om in het station met hoepels te dansen. Nog een hoogtepunt: het helpen met de oogst. Korenschoven stapelen, uitrusten in het veld met aangelengde witte wijn, brood met worst en koude appels uit de kelders, 's avonds liederen van Schubert zingen rond het kampvuur.
Tussen het koren ontmoeten Lore en Georg elkaar. Het is een prachtige openingsscène waarin twee jonge sterke mensen samenwerken zonder een woord te wisselen. Zij staat hoog op een kar en pakt de schoven aan die hij omhoogsteekt. 'Er ging geen energie verloren omdat haar bewegingen volmaakt op de zijne aansloten en er als het ware een voortzetting van waren. Zij lieten geen enkele schoof vallen, wat bij anderen meer dan eens gebeurde.'
Georgs geluk is compleet, het enige dat er afbreuk aan doet is het feit dat hij steeds minder van Lore te zien krijgt, 'want hoe meer hij zich inspande, des te hoger kwam ze boven hem te staan tussen haar goudgele kantelen van graan'.
Dit soort propagandaposter-achtige vreugde is onbereikbaar voor de derde spil in het verhaal: Klara, letterlijk en figuurlijk een buitenbeentje, een meisje dat nooit groter zal worden dan anderhalve meter en een klompvoet heeft.
Goed, Lore, Georg en Klara dus, drie 'mensenkinderen' die we volgen tijdens de opkomst en ondergang van nazi-Duitsland. Oorlog, of de dreiging daarvan, zien we regelmatig terug bij Driessen (1954), zoals in zijn roman De pelikaan (2017) en de verhalenbundel Mijn eerste moord (2018). De Franse en Duitse landschappen uit het Derde Rijk herkennen we uit Rivieren (2016), de bundeling van drie novellen waarmee Driessen in 2016 de ECI Literatuurprijs won.
Ook stilistisch is deze roman herkenbaar als een echte Driessen; een stijl die vaak als ambachtelijk wordt omschreven, aards, andante, zinnen die je dwingen je leestempo iets te verlagen, soms onderbroken met gezellige, eenvoudige zinnetjes die lucht in de zaak blazen: 'Het was warm, ze droegen korte broeken en sandalen', 'Klara was gek op kippen', 'Ze vond de swastika wel zonnig', zo. Het is prettig lezen, je voelt dat je in handen van een bekwaam verteller bent.
Driessen confronteert zijn personages vaak met situaties die groter zijn dan zijzelf, als in een Griekse tragedie: de oorlog dus, of natuurgeweld, maar ook met een onontkoombaarheid van binnenuit - een bepaalde karaktertrek die maakt dat het personage eigenlijk maar één kant op kan. Dat geldt zeker voor Klara, Lore en Georg, die elk op hun eigen manier iets onverzettelijks hebben.
Lore is geïndoctrineerd met het plichtsgevoel zo veel mogelijk 'blonde Germaanse kinderen' het leven te schenken en haar (latere) echtgenoot Henning te eren. Ze hoopt innig op 'heftige pijn in het kraambed als zij Hennings kind mocht baren, want zo zou ze haar absolute toewijding kunnen bewijzen'.
Klara, door haar handicap gevrijwaard van deze krankzinnige indoctrinatie, legt zichzelf desalniettemin dezelfde soort opvatting op, maar dan omgekeerd: 'Ik kan het geen gezonde Duitse man aandoen met een vrouw als mij getrouwd te zijn. Dat ben ik de mensheid schuldig', antwoordt ze bloedserieus als ze tegen alle verwachtingen in een aanzoek krijgt.
Georg ten slotte wil niet zo veel, kán ook niet veel willen omdat hij net als alle andere flinke Duitse jongens toch wel soldaat moet worden. Dat levert een nogal persistente lethargische levenshouding op die hem zelfs aan het front niet echt in beweging krijgt.
Zo zitten we met drie nogal onbuigzame personages. Ze twijfelen niet, bevragen niets, stribbelen niet tegen; haast op de automatische piloot doen ze hun ding. Komt dat wellicht door de Noorse schikgodinnen die besloten hebben zich met het leven van deze drie te bemoeien en zo nu en dan het verhaal onderbreken om hun plannetjes te bespreken? Maar wat willen zíj dan?
Er is geen sprake van een De ontdekking van de hemel-achtige driehoeksverhouding. Geen butterfly-effect dat in gang moet worden gezet. Geen groter plan. Georg is verliefd op Lore, Lore wordt de chauffeur van Klara, Klara heeft een redelijk belangrijke nazifunctie en dat is dat. Hebben ze híérvoor deze mensenkinderen uitgezocht?
'Het hadden ook andere kunnen zijn', verklaren de schikgodinnen onverschillig. Dat is de ambiguïteit die door de hele roman heen sluimert: hoe goed Driessen ook schrijft, nergens krijg je het gevoel dat je per se over déze mensen had hoeven lezen. Of, wat dat betreft, over deze tijd, of over deze plek. Wanneer begint het nou, vraag je je tot het eind van Liefde in het Derde Rijk af. Wanneer gebeurt er meer met de personages dan de gebeurtenissen alleen? Wat is de clou? Waar blijft de liefde?