Hoe heette de hoedenmaker? : roman
Hoe heette de hoedenmaker? : roman
Besprekingen
Liefde met een zwarte rand
Dirk De Witte. De naam is hooguit een tragische voetnoot in de Vlaamse literatuurgeschiedenis. Soms tref je in een verstild antiquariaat nog weleens een beduimeld exemplaar aan van zijn debuutverhalenbundel Het glazen huis geluk (1964) of zijn roman De vlucht naar Mytilene (1965). Onaffe boeken zijn het, met een existentialistische toets, verzadigd van een diep pessimisme en afgrondelijke leegte.
De Witte bleef vooral in de herinnering door zijn theatrale levensberoving op 27 december 1970. In zijn garage joeg hij de uitlaatgassen via een tuinslang zijn witte Anglia-auto binnen, waarin hij zelf had plaatsgenomen. Dat gebeurde naar het voorbeeld van zijn grote held, de Zweedse schrijver Stig Dagerman. Zeven maanden later deed zijn echtgenote Anneke hetzelfde.
Jeroen Brouwers komt de eer toe Dirk De Witte uit het literaire maquis te hebben gehaald. In zijn monumentale studie De laatste deur (1983, herziene editie 2017) schre…Lees verder
De stilte van koeienbellen
Bij nader inzien van J.J. Voskuil uit 1963 is een fascinerende roman over een groep studenten Nederlands in Amsterdam tussen 1946 en 1953. Voskuil roept de typisch naoorlogse atmosfeer van het studentenleven op, en vooral de majeure rol van literatuur daarin. Met Hoe heette de hoedenmaker? van de Vlaamse Loeki Zvonik (1935-2000), voor het eerst verschenen in 1975 en nu heruitgegeven, blijken de Nederlandstalige letteren jarenlang een vrouwelijke evenknie van Voskuils beroemde roman te hebben verborgen die daar op geen enkele wijze voor onderdoet.
Zvonik is het pseudoniem van Hermine Louise Marie Zvonicek (1935-2000), een studente Germaanse filologie in Gent in de jaren vijftig, en volgens nawoordschrijver Jeroen Brouwers is de roman volledig autobiografisch, ook weer net als bij Voskuil. Zvonik introduceert een vriendengroep bestaande uit Hermine, Didier, Marc, X, Y en de 'wondere Hannes'. Hermine is nog bleu, 'ik had nog nooit …Lees verder
Een wonder van schrijfkunst
Didier is geobsedeerd door de werken van schrijvers die zelfmoord hebben gepleegd. Hij dweept met Cesare Pavese, met Rilke, Stig Dagerman, Gérard de Nerval. De laatste jaren van zijn leven kan hij over niets anders meer praten. Didier sterft aan zijn eigen noodlotsmythe - in navolging van Dagerman. Literatuur kan dodelijk zijn.
Didier, in werkelijkheid de Vlaamse schrijver Dirk de Witte, sterft in 1970. Enkele jaren later schrijft Loekie Zvonik (pseudoniem van Hermine Louise Marie Zvonicek, die enige tijd zijn geliefde is geweest) de sleutelroman Hoe heette de hoedenmaker?, waarin ze de laatste maanden van zijn leven reconstrueert en probeert te begrijpen waaraan hij ten onder is gegaan. Zvoniks debuutroman werd een groot succes. Uitgeverij Cossee haalt haar nu uit de vergetelheid met een zeer terechte heruitgave, omlijst door een essay van Wout Vlaeminck en een even scherp als teder nawoord van Jeroen Brouwers.
Niets aan de gebeurtenissen is verzonnen, schrijft Brouwers, die zowel De Witte als Zvonik heeft gekend. Maar ook al was het pure fictie, dan nog was Hoe heette de hoedenmaker? een wonder van schrijfkunst, een verfijnd borduurwerk van citaten, verwijzingen en motieven, in een stijl die tot aan de details - een kamer die ruikt naar 'inderhaast g…Lees verder
Hoe heette de hoedenmaker?
Eerste zin. Ik zou bij groottante Louise wonen.
Loekie Zvonik ging in de vroege jaren 1950 in Gent Germaanse filologie studeren. Ze ontdekte de stad en het nieuwe leven, maar ze raakte vooral in de ban van een fatalistische jongeman met schrijversambities, Dirk De Witte. Veel meer dan een flirt werd het niet tussen de twee, tot ze elkaar meer dan een decennium later op een congres in Wenen weer ontmoetten. De jongeman van weleer was inmiddels een ongelukkig getrouwde schrijver van drie boeken die steeds slechter verkochten. Zijn liefde voor Loekie werd een ongezonde fixatie, die drie maanden na de terugkeer uit Wenen tot zijn zelfmoord zou leiden. Terwijl zijn vrouw Anneke het huis uit was, sloot hij zich samen met zijn hond op in zijn auto. Aan de uitlaat had hij een slang verbonden die de gassen de wagen in leidde. Een half jaar later volgde Anneke zijn voorbeeld.
In 1975 schreef Loekie Zvonik over dat gegeven de autobiografische roman Hoe heette de hoedenmaker?, die prompt…Lees verder