Wat we kunnen weten
×
Wat we kunnen weten Wat we kunnen weten
Nederlands
2025
Volwassenen
In 2119 gaan twee Britse wetenschappers opzoek naar een beroemd gedicht dat in 2014 slechts een keer ten gehore is gebracht en sindsdien spoorloos verdwenen is.
Titel Wat we kunnen weten
Auteur Ian McEwan
Vertaler Harm Damsma
Vertaler Niek Miedema
Taal Nederlands, Engels
Oorspr. taal Engels
Oorspr. titel What we can know
Uitgever Amsterdam: De Harmonie, 2025
394 p.
ISBN 9789463362467

De Volkskrant

Recensie - Wat we kunnen weten -We verzinnen eigenlijk maar wat
Joost De Vries - 30 augustus 2025

Ik begin zo met klagen - dan weet u dat alvast.

In 2017 formuleerde de Indiase Amitav Ghosh een opgave voor de hedendaagse romanschrijver. Waar was het klimaat?, vroeg Ghosh zich af in zijn essay The Great Derangement. De stijgende zeespiegel, de tropische cyclonen, alle natuurrampen die bij de klimaatcrisis horen. Waarom zien we die zelden terug in onze literatuur?

Ja, soms. Maar dan meestal in het hoekje van de sciencefiction. Terwijl de klimaatcrisis geen scifi meer is. Het is ons dagelijks leven. Het zijn de bosbranden in Frankrijk en temperaturen van boven de 40 graden in Spanje en Portugal. Het is deze afgelopen junimaand, de warmste in West-Europa ooit gemeten.

Vanuit de verlichting leerden we dat literatuur dient te gaan over het individu, over onze moraal, over de verhouding tussen de unieke, kwetsbare mens en de onderdrukkende maatschappij waarin hij leeft. Maar het klimaat is immaterieel, is alles, overal, en houdt dus geen rekening met individuen. Omdat we niet weten hoe we over onszelf in deze abstractie kunnen denken, denken we er liever niet aan. Denken we het weg.

De klimaatcrisis, betoogde Ghosh, was zodoende 'een crisis van de verbeelding'.

Zelden kreeg een essay zoveel weerklank als The Great Derangement (Te groot om voor te stellen, 2022). Vorig jaar kreeg Ghosh in het Paleis op de Dam de Erasmusprijs. Als u van de weddende soort bent, doet u er niet gek aan straks in oktober, wanneer de Nobelprijs weer uit een hoge hoed komt, een bescheiden bedrag op zijn naam in te zetten.

Ghosh' handschoen is veelvuldig opgepakt. De klimaatthematiek is volkomen vanzelfsprekend geworden in de hedendaagse roman. Bekendste voorbeeld is Richard Powers' Pulitzerprijs winnende, wereldwijde bestseller The Overstory (Tot in de hemel, 2019), waarin de levens van de personages van zijn panoramische, generaties omspannende roman min of meer samenvallen met de bomen in hun levens. Powers stelde de flora net zo centraal in zijn vertelling als de menselijke fauna.

In een interview in De Groene Amsterdammer noemde Powers zijn thema eens 'ons ecotrauma'. Dat ecotrauma was de rouw, zei hij, om 'wat we kennen, wat vertrouwd is. Seizoenen vallen weg, dieren vallen weg, de plekken waar we zijn opgegroeid. We weten niet wat ervoor in de plaats komt.'

Voor hele generaties was 'accumulatie betekenisgevend geworden', zei Powers. Groei: meer welvaart verzamelen, beter leven, wonen, werken - en dan die rijkdom doorgeven aan onze kinderen. Maar bewust of onbewust weten we dat die groei onhoudbaar is; onze kinderen gaan niet leven zoals wij. Het wegvallen van die betekenis is traumatiserend, want 'zonder betekenis kan een mens niet bestaan. Daarom willen we er niet over praten.'

Voor de gokkers: Powers is ook geen slechte naam om op in te zetten als de Nobelprijstijd aanbreekt.

Nu begint het klagen. Want wie nu Ghosh' handschoen om zijn knokige vingers heeft getrokken is Ian McEwan, sinds jaar en dag een van de meest vooraanstaande romanciers ter wereld.

De verteller van zijn nieuwe roman Wat we kunnen weten, kundig vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema, heet Tom Metcalfe, literatuurwetenschapper. Metcalfe leeft aan het begin van de 22ste eeuw, in 2119. Zijn studieobject is de 21ste-eeuwse mens, in het bijzonder de cultuur tussen 1990 en 2030, en dan nog bijzonderder de cercle rond dichter Francis Blundy.

In 2014, tijdens een etentje bij hen thuis, had Blundy voor zijn vrouw Vivien het gedicht 'Een lauwerkrans voor Vivien' uitgesproken. Het gedicht was verloren gegaan, maar op basis van de dagboeknotities van de aanwezigen moet het een van de ultieme gedichten van het tijdperk zijn geweest.

Waarom is het gedicht verloren gegaan? Omdat de wereld voor een groot deel verloren is gegaan. McEwan stelt 'de Ontwrichting' in het vooruitzicht. Het is de hele ellendige santenkraam: het poolijs smelt, gletsjers trekken zich terug, de zeespiegel stijgt, diersoorten sterven uit. Droogtes, cyclonen, pandemieën. Er zijn 5.000 kilometer lange algenvelden op de verzuurde oceaan en ondertussen vechten erfvijanden India en Pakistan de eerste klimaatoorlog uit over de toegang tot drinkwater. Er is sprake van een Derde Chinees-Amerikaanse Oorlog.

De Grote Overstroming voltrok zich toen in 2042 een bovenmaatste waterstofbom - van Rusland op weg naar de VS - boven zee ontplofte en 70 meter hoge golven richting Europa, West-Afrika en Noord-Amerika zond. Op de een of andere manier, denk ik zomaar, klinkt dat niet direct als goed nieuws voor Nederland. Groot-Brittannië veranderde in een archipel en zijn bevolking werd gehalveerd.

Metcalfe somt het allemaal lusteloos op. Hij maakt zich er niet druk om, en waarom zou hij? Het speelde zich af voor zijn leven. Het probleem is alleen voor een lezer dat McEwan precies in de val loopt die Ghosh beschrijft. De klimaatcrisis wordt er alleen maar abstracter van, verder weg. Het ecotrauma is achter de rug. Wat betekent de klimaatcrisis dan nog? Faits divers. Decor. Een fantasierijke achtergrond.

Metcalfe bezint zich ook op de 21ste-eeuwse mens. Zo gek was die nog niet, denkt hij. 'Ze hebben ook het menselijk genoom beschreven, het internet uitgevonden, een begin gemaakt met AI en een schitterende gouden telescoop miljoenen kilometers ver de ruimte in gestuurd. Vervolgens keken ze - het behoeft nauwelijks enig betoog - vol verbazing toe hoe er tientallen jaren voorbijgingen waarin de Ontwrichting hand over hand toenam, de bewapening zich op grote schaal verspreidde, terwijl zij daar weinig tegen ondernamen, ook al wisten ze wat eraan zat te komen.'

Inderdaad, het behoeft nauwelijks enig betoog, waardoor je je als lezer afvraagt waarom McEwan dat betoog dan toch afsteekt. Want wat volgt is bekend: de verspreiding van samenzweringstheorieën, de onverzadigbaarheid van de burgers, de inhaligheid, de twistzieke sociale media.

Het wordt allemaal droog medegedeeld. In plaats dat je denkt: wat eng, denk je: oké, boomer, dit weten we nu wel.

Maar.

Zo uitgesleten als Metcalfe klinkt over het klimaat en de wereld, zo gepassioneerd klinkt hij over de dichterskring rond Blundy. De gevierde romanschrijfster Mary Sheldrake, de dichter Harry Kitchener, de botanicus Tony Spufford, de dierenarts John Bale. Metcalfe leest hun mails, hun dagboeken. Hij stelt zich hun levens voor, hun onderlinge verbanden.

Blundy's verloren gedicht zou de poort zijn geweest naar een nieuw Gouden Tijdperk van Poëzie, waarin gedichten over de natuur de maatstaf van cultuur zouden worden. Blundy was 'onze grootste dichter sinds Tennyson', vergelijkbaar met T.S. Eliot en John Donne.

Als lezer denk je: klinkt dat niet een beetje te mooi om waar te zijn?

Dat is ook wat Metcalfes geliefde Rose opmerkt: was het gedicht echt zo belangrijk, of is het gewoon jouw persoonlijke obsessie?

Eigenlijk komt hier McEwans thema scherper in beeld, en de titelverklaring van zijn roman: wat we kunnen weten van het verleden, of van een mensenleven, is nooit de waarheid en niets dan de waarheid. We hebben niet alle informatie, en de informatie die we hebben interpreteren we zoals het ons uitkomt. Het verleden is een verzinsel.

Metcalfe mijmert over literatuur: 'Het verbeelde is sterker dan het feitelijke, dat is geen paradox of geheim. Veel gelovigen willen niet dat hun God wordt afgebeeld of beschreven. We zijn gelukkig als we niet hoeven te leren hoe onze elektronische machines werken. De personages die we koesteren in de literatuur bestaan niet echt.'

De tragiek van Metcalfe is dat hij niet lijkt door te hebben dat hij het over zichzelf heeft. Ook hij verzint een betekenis. Hij kan niet zonder.

McEwan zou McEwan niet zijn als hij niet dat verzinsel zichtbaar wil maken. Metcalfe en Rose gaan op een bootje naar een verlaten eilandje waar ze, in de ruïnes van Blundy's huis, een begraven tekst vinden.

Deze tekst is het tweede deel van de roman, en hier slaat het hele boek om.

Hier waan je je weer in de geïnspireerde handen van de McEwan van Lessen (2022). Dit was niet de sinistere McEwan van De troost van vreemden of Ziek van liefde, niet de politiek orerende McEwan van Zaterdag of Amsterdam of Solar. De McEwan van Lessen was onverwacht weemoedig, diepmenselijk. Aan de hand van een lang leven van een doodgewone Brit in de vorige eeuw schetste McEwan een optelsom van het bestaan, waarbij de consequenties van onze relaties soms pas decennia later voor ons zichtbaar worden.

In dit tweede deel is Vivien aan het woord, Blundy's vrouw, aan het begin van de 21ste eeuw. Ze kijkt terug op haar leven. Ze verliest haar kind omdat ze feest en drugs gebruikt. Ze trouwt met de vioolbouwer Percy die vroeg alzheimer krijgt. Ze promoveert op de 19de-eeuwse natuurdichter John Clare. Ze begint een affaire met de dichter Harry Kitchener, in wiens vileine grappen over Blundy ze een jalousie de métier ontdekt. Kitchener maakt het uit. Ze besluit, uit wraak, Blundy te verleiden. Een lange, diepgevoelde affaire volgt. Haar man Percy valt van de trap. Ze trekt bij Blundy in.

Een heel leven, dat zoveel anders is dan Metcalfe zich had kunnen voorstellen. In dit deel is McEwan op zijn best - slim, begrijpend, niets in het leven is hem vreemd.

Vivien is scherp, de ideale verteller. Ze ziet Blundy als de grote dichter, de empathische partner, maar ook als de opportunist die hij is. Blundy is het soort man die natuurpoëzie schrijft, maar woedend wordt als klimaatdemonstranten zijn auto blokkeren.

Maar Vivien ziet ook zichzelf scherp. Ze ziet de keuzes die ze maakt, ziet haar eigen opportunisme. Zij gaat continu vreemd, Blundy ook: 'Het zou voor hem of mij banaal of een stap terug zijn geweest om onze relatie open te noemen. Bedrog verleende iets betekenis. Het impliceerde dat ons huwelijk belangrijk genoeg was om het risico van een leugen waard te zijn.'Die leugens gaan verder dan alleen monogamie. Hier laat de sinistere McEwan zijn gezicht weer zien. Beiden hebben tegen hun omgeving gelogen om bij elkaar te kunnen zijn. Hebben grote morele sprongen genomen. Ze weerspiegelen zo hun eigen slechtste geweten.

Ik zal niks spoilen. Wat we kunnen weten is een boek met een clou. Het verloren gedicht. De betekenis ervan is altijd weer anders dan je had kunnen denken.

FICTIE

Ian McEwan

Wat we kunnen weten

Uit het Engels vertaald door Harm Damsma & Niek Miedema. De Harmonie; 396 pagina's; € 29,49.

NBD Biblion

Bookarang (AI samenvatting)
Een filosofische toekomstroman over een literatuurwetenschapper en diens fascinatie met een enigmatisch gedicht uit 2014. In het jaar 2119 reist Tom Metcalfe, een academicus van de University of the South Downs, naar Meantwrog-under-Sea. Hij is gefascineerd door een onwaarschijnlijk mooi gedicht dat in 2014 slechts één keer is voorgedragen en daarna verloren is gegaan. Tom vermoedt dat het gedicht zich nog ergens bevindt in het deel van Engeland dat niet onder water staat door de stijgende zeespiegel. Tijdens zijn zoektocht ontdekt hij een cruciale aanwijzing die zijn onderzoek verder helpt. Het verhaal verkent thema's als roem, complexe liefdesrelaties, mentale ziekte, misdaad, en de liefde voor natuur en poëzie. In een vloeiende stijl en met een scherp observatievermogen geschreven. Voor de meer literaire lezer. Ian McEwan (1948) is een gerenommeerde Engelse schrijver. Hij schreef vele romans, waaronder ‘Lessen’* en ‘Machines zoals ik',** en won meerdere literaire prijzen. Meerdere van zijn boeken zijn verfilmd, waaronder 'De kinderwet’.***